Aders - Bloedvaten die het bloed van de organen terugvoeren naar het hart.
Bloeddruk - Kracht waarmee bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt.
Bovendruk - De bloeddruk die ontstaat bij het samentrekken van de kamers; dit is de grootste druk.
Grote bloedsomloop - Bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem; de functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxide.
Haarvaten - Kleinste soort bloedvaten; hier gaan stoffen in of uit het bloed.
Holle aders - Twee grote aders die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem voeren.
Kleine bloedsomloop - Bloed stroomt vanuit de rechterkamer, via je longen, naar je linkerboezem; de functie is het opnemen van zuurstof uit de lucht en het afgeven van koolstofdioxide.
Kleppen - Voorkomen dat bloed terugstroomt; ze zitten in veel organen en in het hart.
Kransaders - Aders die zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren.
Kransslagaders - Slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien.
Longader - Aders die zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart vervoeren.
Onderdruk - De bloeddruk tijdens de hartpauze; dit is de kleinste druk.
Slagaders - Bloedvaten met dikke, gespierde wanden; voeren bloed van het hart naar de organen.
Bloeddruk - Kracht waarmee bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt.
Bovendruk - De bloeddruk die ontstaat bij het samentrekken van de kamers; dit is de grootste druk.
Grote bloedsomloop - Bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem; de functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxide.
Haarvaten - Kleinste soort bloedvaten; hier gaan stoffen in of uit het bloed.
Holle aders - Twee grote aders die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem voeren.
Kleine bloedsomloop - Bloed stroomt vanuit de rechterkamer, via je longen, naar je linkerboezem; de functie is het opnemen van zuurstof uit de lucht en het afgeven van koolstofdioxide.
Kleppen - Voorkomen dat bloed terugstroomt; ze zitten in veel organen en in het hart.
Kransaders - Aders die zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren.
Kransslagaders - Slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien.
Longader - Aders die zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart vervoeren.
Onderdruk - De bloeddruk tijdens de hartpauze; dit is de kleinste druk.
Slagaders - Bloedvaten met dikke, gespierde wanden; voeren bloed van het hart naar de organen.