Aorta: Grootste slagader; voert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkamer in de richting van alle organen, behalve de longen.
AV-knoop: Groep cellen die de impulsen vanaf de boezems opvangt en vertraagd doorgeeft aan de harttussenwand.
Bloedcellen: Zitten in je bloed; er zijn rode en witte bloedcellen.
Bloedplasma: Lichtgele vloeistof in je bloed; hierin zitten onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost.
Boezems: Twee bovenste ruimtes in het hart.
Elektrocardiogram (ECG): Registratie van de elektrische signalen van het hart, gemeten tijdens de verschillende fasen van een hartslag.
Hartkleppen: Kleppen tussen boezems en kamers; voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems.
Hartslag: Pompbeweging van het hart; boezems trekken samen – kamers trekken samen – hartpauze.
Hartslagfrequentie: Het aantal hartslagen per minuut.
Harttussenwand: Verdeelt het hart in een linker- en rechterhelft.
Hemoglobine: Ijzer bevattende stof in de rode bloedcellen; zuurstof hecht zich in je longen aan hemoglobine, in je andere organen laat zuurstof weer los.
Holle aders: Twee grote aders die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem voeren.
Kamers: Twee onderste ruimten in je hart.
Longader: Aders die zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart vervoeren.
Longslagader: Slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert.
Rode bloedcellen: Cellen in het bloed die zuurstof vervoeren.
Sinusknoop: Groep cellen op de rechterboezem waarin de impulsen voor het samentrekken van het hart ontstaan.
Slagaderkleppen: Kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta; ze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers.
Witte bloedcellen: Cellen in je bloed die ziekteverwekkers bestrijden.
AV-knoop: Groep cellen die de impulsen vanaf de boezems opvangt en vertraagd doorgeeft aan de harttussenwand.
Bloedcellen: Zitten in je bloed; er zijn rode en witte bloedcellen.
Bloedplasma: Lichtgele vloeistof in je bloed; hierin zitten onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost.
Boezems: Twee bovenste ruimtes in het hart.
Elektrocardiogram (ECG): Registratie van de elektrische signalen van het hart, gemeten tijdens de verschillende fasen van een hartslag.
Hartkleppen: Kleppen tussen boezems en kamers; voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems.
Hartslag: Pompbeweging van het hart; boezems trekken samen – kamers trekken samen – hartpauze.
Hartslagfrequentie: Het aantal hartslagen per minuut.
Harttussenwand: Verdeelt het hart in een linker- en rechterhelft.
Hemoglobine: Ijzer bevattende stof in de rode bloedcellen; zuurstof hecht zich in je longen aan hemoglobine, in je andere organen laat zuurstof weer los.
Holle aders: Twee grote aders die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem voeren.
Kamers: Twee onderste ruimten in je hart.
Longader: Aders die zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart vervoeren.
Longslagader: Slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert.
Rode bloedcellen: Cellen in het bloed die zuurstof vervoeren.
Sinusknoop: Groep cellen op de rechterboezem waarin de impulsen voor het samentrekken van het hart ontstaan.
Slagaderkleppen: Kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta; ze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers.
Witte bloedcellen: Cellen in je bloed die ziekteverwekkers bestrijden.