8.1 Het werkt
Samenvatting
Oefenen
Samenvatting
Welke orgaanstelsels heb je?
Nummer |
Stelsel |
Functie |
Voorbeeld organen |
A |
Beenderenstelsel |
Stevigheid en bescherming voor het lichaam. |
Schedel, rib, wervelkolom, dijbeen |
B |
Spierstelsel |
Het lichaam laten bewegen. |
Biceps, buikspieren, dijspier |
C |
Verteringsstelsel |
Voedsel kleiner maken. |
Slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm |
D |
Ademhalingsstelsel |
Zuurstof in je lichaam opnemen. |
Luchtpijp, bronchie, long |
E |
Bloedvatenstelsel |
Bloed, met zuurstof, rondpompen door het lichaam. |
Hart, aorta, holle ader |
F |
Zenuwstelsel |
Waarnemen en reageren op de omgeving. |
Hersenen, ruggenmerg, zenuw |
Hoe zijn cellen gebouwd?
|
Hoe komen spieren aan energie?
Formule van de verbranding:
Glucose |
Zuurstof |
>>> |
Energie |
Koolstofdioxide |
Water |
Oefenen