Celdeling - Cellen splitsen in tweeën, hierdoor groeit een organisme.
Celgroei - Bij planten nemen pas gedeelde cellen water op, waardoor de cel groeit.
Groei - Het groter en zwaarder worden van een organisme.
Groeipunten - Uiterste topjes van stengels en wortels; hier maakt de plant nieuwe cellen aan.
Kiem - Het heel jonge plantje dat binnen in een zaadje zit.
Lengtegroei - In de topjes van de stengels en wortels maakt de plant nieuwe cellen bij, waardoor de stengels en wortels steeds langer worden.
Ontkiemen - Het groeien van een nieuw plantje uit een zaadje.
Ontwikkeling - Een organisme krijgt nieuwe delen.
Vruchten - Ontstaan bij planten na de bevruchting uit het vruchtbeginsel; in de vrucht zitten de zaden.
Zaden - Ontstaan bij planten na de bevruchting uit de zaadbeginsels; ze zitten in een vrucht.
Zaadhuid - Buitenste laag van een zaadje van een plant; beschermt de kiem en zaadlobben.
Celgroei - Bij planten nemen pas gedeelde cellen water op, waardoor de cel groeit.
Groei - Het groter en zwaarder worden van een organisme.
Groeipunten - Uiterste topjes van stengels en wortels; hier maakt de plant nieuwe cellen aan.
Kiem - Het heel jonge plantje dat binnen in een zaadje zit.
Lengtegroei - In de topjes van de stengels en wortels maakt de plant nieuwe cellen bij, waardoor de stengels en wortels steeds langer worden.
Ontkiemen - Het groeien van een nieuw plantje uit een zaadje.
Ontwikkeling - Een organisme krijgt nieuwe delen.
Vruchten - Ontstaan bij planten na de bevruchting uit het vruchtbeginsel; in de vrucht zitten de zaden.
Zaden - Ontstaan bij planten na de bevruchting uit de zaadbeginsels; ze zitten in een vrucht.
Zaadhuid - Buitenste laag van een zaadje van een plant; beschermt de kiem en zaadlobben.